Ik word langzaam wakker. Hou m’n ogen nog even dicht en geniet van dit moment waarop ik rustig en uit mezelf wakker word. Dat gebeurt niet zo vaak. Ik luister naar de regen die op het dak valt. Het ritmische getik voelt op een bepaalde manier geruststellend. Ik voel dat mijn ademhaling weerkaatst op de muur, zo dichtbij is deze. Het is een relatief dunne wand, bestaande uit een plaatje board en wat staal. Het is genoeg om me te beschermen. Deze wanden van de Bus voelen op een ontspannen manier veilig. Zo anders dan de muren thuis.
Daar komen de muren vaak op me af. Alsof ze me gevangen houden. Waar anderen juist bescherming en veiligheid vinden in bakstenen, houden ze mij op een bepaalde manier tegen. Ik vraag me af wat het dan precies is met die muren. Zijn het er teveel? Zijn ze te dik? Te stevig? Te ‘gewoon’? Ik weet het niet.
Onze Bus heeft er maar vier, waarvan de achterkant bestaat uit openslaande deuren en de voorkant uit een groot raam. Je zou dus kunnen zeggen dat er zelfs maar twee echte muren zijn. Het is klein en overzichtelijk. Door de wielen eronder is ‘ie mobiel. Flexibel. Ready for adventure. Is dát wat ik mis, het avontuurlijke?! De vastigheid van een huis is iets wat bij mij op dit moment juist averechts werkt. Gevangen voelt in plaats van veilig.
Waar ze nog niet eens zo lang geleden dienden om me te beschermen, zitten ze me nu in de weg.
er zijn er meer…
Dan besef ik me: het gaat uiteindelijk niet om díe muren. Niet die van baksteen, hout of staal met board… Het gaat om de muren die ikzelf gecreëerd heb. De onzichtbare muren om mezelf. Om mijn hart. Waar ze nog niet eens zo lang geleden dienden om me te beschermen, zitten ze me nu in de weg. Ik word door niemand anders tegengehouden dan door mezelf.
Ik heb zelf mijn wereld klein gemaakt. Na klap op klap op klap was het genoeg! Kon mijn hart gewoon niet meer aan. Het was langzaamaan onbewust en ongewild verpletterd. De buitenwereld was te groot. Online zijn was teveel. Ik wilde ‘echte mensen’ om me heen. Zelfs dat voelde vaak als teveel. Vond ik mezelf voor hen teveel. Daar is die muur ontstaan. Niet als façade, slechts als poging om – dramatisch gezegd – te overleven. Een grens, duidelijk en dichtbij. Klein genoeg om overzicht te hebben en daarbinnen te kunnen functioneren. Zelfbescherming noemen ze dat denk ik. Het werd een scheidslijn tussen willen en kunnen, tussen voelen en denken. Een tweestrijd die zich vanbinnen steeds afspeelde.
met m’n rug tegen de muur
Nu zijn we toch een tijd verder, bedenk ik me terwijl ik op mijn andere zij draai. Ik lig nu symbolisch genoeg met mijn rug naar de muur. Is dat niet wat ik te doen heb: de muren de rug toe te keren? Wanneer ze je beperken in plaats van beschermen, dan heb je volgens mij iets te doen. Er een gat in te slaan om een raam of deur te maken. Ze lager of dunner te maken. Of ze misschien zelfs helemaal af te breken. Zodat er licht naar binnen kan en het niet langer zo donker is. Pijn kan dan helen en het wordt minder zwaar. Zo kan de wereld om je heen weer groeien. Stap voor stap. Langzaamaan…
Waar ik eerder bijna met mijn neus tegen de muur aan lag, voel ik nu warmte, heel dichtbij. Ik open mijn ogen en glimlach. Daar ligt mijn lief. Vol liefde kijkt hij mij nog ietwat slaperig aan. Die muur de rug toe keren is zo’n slecht idee nog niet 😉