We zijn er weer, terug op het honk bij SEIN. De eerste dag ging best wel weer goed. Behalve dat ik ’s avonds wat probeerde te werken, internet niet meewerkte (nog steeds niet echt overigens) en Nien heel onrustig was. Normaal leggen we haar weg en slaapt ze, maar gisteravond werd ze na een uur wakker en had ze zoiets van: ‘Wat gaan we doen? Ik ben wakker!’ Uh… slapen dus Nien. Uiteindelijk (lees: twee uur later) is dat gelukt.
’s Nachts wel wakker door het alarm van de Nightwatch. Niet omdat ze een aanval had, maar omdat de sensor om haar arm iets registreerde en vond dat daar een alarm bij paste. Nien lag gewoon heerlijk rustig te slapen. Na de vierde keer in een half uur hebben we de stekker er maar uitgetrokken. Morgen een nieuwe poging. 😉 Al met al hebben we allebei denk ik best wel goed geslapen. Dat is fijn.
Vanmorgen zijn we na het ontbijt al lekker buiten geweest. Het is zo fijn dat het bos op loopafstand is van hier. Fijn om te ONTladen. Fijn om op te laden. Om er even uit te zijn. Het is een bos met zandpaadjes, met grote oude bomen en met afgevallen takken. Met, zoals ik vandaag gezien heb, eekhoorntjes, spechten en grote grazers. En ja, ook wel drukke(re) wegen eromheen, da’s een minpuntje. Maar al met al vind ik het een heus BOS.
Vandaag kwamen we langs een uitzichtpunt.
Ik zag de trap naar boven, maar met de wandelwagen daar omhoog, dat ging natuurlijk niet. Ook al was het aan de buitenrand van het bos en zou het uitzicht vooral op de weg zijn en maar een klein stukje duinen, ergens wilde ik er wel op. Maar de trap: geen goed idee. Dus liepen we verder. En ja hoor, we kwamen een helling naar boven tegen. Ik duwde de wagen omhoog en merkte dat dat best wel werken was. Zeker omdat deze wagen toch net wat groter is dan gemiddeld en op zo’n smal, zanderig pad omhoog, dat gaat niet vanzelf. Ik duwde gewoon door. Het uitzicht boven viel, zoals verwacht, nogal tegen. 😉
We gingen weer naar beneden. Nu had ik de wagen tegen te houden, want ja, die zwaartekracht, hè?! Die werkte nu vóór me, al kostte het me nu ook moeite om de wagen in bedwang te houden, al was het op een andere manier. Eenmaal beneden, waar het weer vlakker werd, voelde ik hoe ík weer controle kreeg. De wagen ging niet met mij aan de haal, maar ik wandelde met de wagen. Zonder het duwen naar boven, zonder het sneller naar beneden dan ik eigenlijk zou willen. Nee, ik bepaalde. Ik stond weer aan het ‘roer’.
Al was het uitzicht niet om over naar huis te schrijven, het leverde me wel een heel goed inzicht op: al dat geduw en getrek, dat kost meer energie dan nodig is!
Vanuit flow, vanuit eigen kracht, stap voor stap vooruit, dán heb je de controle. Dan bepaal jij. Dan gaat het gemakkelijker.
Ik denk dat we allemaal wel die periodes herkennen, van sneller willen dan we gaan. Dan pushen we, zijn we omhoog aan het duwen. Het kost veel kracht en je gaat maar langzaam vooruit. Soms is dat doorzettingsvermogen nodig, voor een laatste duwtje om die top te bereiken. Maar vaker niet. 😉
Ook zijn er periodes dat het leven aan je voorbijvliegt. Dat je het maar net aan kunt bijhouden. Kunt bijbenen. Je beweegt wel mee, maar struikelt bijna over je eigen voeten. Gedoe is dat. Alsof je ingehaald wordt door… ja, door wat eigenlijk NIET?
De kunst is volgens mij om op zoek te gaan naar de wat vlakkere weggetjes.
Misschien met een haarspeldbocht zo nu en dan, maar een weg waarbij jij de regie hebt. Waar jij het tempo bepaald. Niet hoeft te duwen of te trekken. Meebeweegt met dat wat er komt, op jouw tempo, op jouw ritme, op jouw manier. Jouw eigen slingerweg. Hoe heerlijk zou dat zijn?